COLUMN – Veel van mijn klanten bouwen als ondernemer of als werknemer extra vermogen op voor hun pensioen via een lijfrenteproduct. Dat doen zij met een lijfrentepolis of – beter – een bancaire lijfrente, ook wel banksparen genoemd.
Een lijfrente is in theorie een prima manier om pensioen op te bouwen. De inleg is onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar voor de belasting in box 1; bij de opbouw is de spaar- of beleggingspot niet belast in box 3 en pas over de uitkeringen betaal je inkomstenbelasting.
Meestal behaal je hierbij een prettig belastingvoordeel – zie extra uitleg onderaan.
Fouten bij aftrek lijfrentepremie
Vaak zie ik echter dat het in de praktijk fout gaat en dat er helemaal geen belastingvoordeel is, maar een belastingnadeel.
Dit komt doordat veel polis- en rekeninghouders de complexe regels van de lijfrente-aftrek niet begrijpen. Ze leggen op jaarbasis méér in bij de vermogenspot dan zij aan premie mogen aftrekken voor de inkomstenbelasting. Een deel van de inleg is zodoende niet aftrekbaar. Je betaalt over deze premie-inleg dus wel belasting, wat het fiscale voordeel van de hele lijfrenteconstructie aanzienlijk vermindert.
Dat het vaak misgaat bij een lijfrente is niets nieuws. De Belastingdienst weet dat jaarlijks veel inlegde premies buiten het maximum voor de fiscale aftrek vallen. Daarom heeft de overheid de afgelopen jaren twee faciliteiten in het leven geroepen om dit te corrigeren. Wat op zich al veel zegt over de complexiteit van de regels.
Met ingang van 2018 is één van deze faciliteiten opgeheven, wat betekent dat het zaak is extra goed op te letten.
Lijfrente bij belastingaangifte
Wie meer aan lijfrentepremie heeft ingelegd voor pensioenopbouw dan mag worden afgetrokken, kon dit tot eind 2017 corrigeren door bij de Belastingdienst een Verklaring geruisloze terugstorting aan te vragen. Daarmee kun je aan je bank, verzekeraar of andere partij waar je een lijfrente opbouwt, vragen de te veel betaalde, want niet-aftrekbare, inleg terug te boeken (dus: uit de vermogenspot te halen). Nu deze faciliteit is vervallen, zullen ongetwijfeld meer lijfrentegelden extra worden belast.
Er is nog wel een andere route om premie-inleg die buiten de fiscale jaaraftrek valt, alsnog te verrekenen. Dit kan door bij de Belastingdienst een zogenaamde saldoverklaring aan te vragen.
Een saldoverklaring stuur je aan de bank of verzekeraar die jouw lijfrente aan het eind van de opbouwperiode gaat uitkeren. In dat geval wordt premie-inleg die eerder boven het niveau van de zogenoemde jaarruimte uitkwam (het maximum aftrekbare bedrag aan premies in de opbouwperiode) alsnog belastingvrij uitgekeerd. Van deze regeling kun je ook gebruik maken als je eerder vergeten bent om premie-inleg af te trekken, terwijl dit wel kon binnen de jaarruimte.
Dus als je een ton hebt ingelegd en je hebt 10.000 euro aan inleg niet afgetrokken, wordt de eerste 10.000 euro aan uitkeringen niet belast.
Nadeel van deze methode is dat het maximale bedrag dat je per jaar kunt ‘salderen’ sinds 2010 is beperkt tot 2.269 euro. Als je toch meer hebt ingelegd, maar niet hebt kunnen aftrekken, heb je pech. Dan is de Belastingdienst de lachende derde.
De jaarlijkse inleg op je lijfrente is fiscaal aftrekbaar in box 1 als je een aantoonbaar pensioentekort hebt (jaarruimte). De jaarruimte hangt vooral af van je inkomen in het afgelopen jaar en van eventuele pensioenopbouw bij een werkgever. Hoe hoger je inkomen, des te groter de jaarruimte. Maar als je ook al bij een werkgever pensioen opbouwt, heb je meestal geen of een kleine jaarruimte.
Het belastingvoordeel is tweeledig:
1. Je betaalt over het opgebouwde saldo geen vermogensbelasting (box 3).
2. De uitkeringen zijn aftrekbaar van je inkomen. De uitkeringen worden weliswaar belast, maar tegen een tarief dat waarschijnlijk is dan waartegen je de inleg hebt afgetrokken. De belastingtarieven over je inkomen tot € 34.000 zijn vanaf je AOW-leeftijd veel lager dan nu.
Paul van der Kwast is onafhankelijk financieel planner en verdient geen geld aan de verkoop van financiële producten. Voor Business Insider volgt hij de pensioenontwikkelingen op de voet.